Column door Judith van der Stelt
‘Hoe gaat het?’
‘Ja gaat goed. En met jou?’
‘Ook goed.’
Jarenlang heb ik ‘goed’ geantwoord, waar ‘niet zo best’ een eerlijker antwoord was geweest. Maar je wil een ander niet belasten en jezelf niet onnodig de put in praten, dus kies je al snel voor een wat neutraler gespreksonderwerp. Los van de keuze om een positiever beeld te schetsen -om-er-maar-van af-te-zijn-, kon het ook gebeuren dat ik ‘goed’ zei omdat ik geen idee had hoe je de sociale omgangsvormen kunt handhaven en tegelijkertijd een eerlijk antwoord kunt geven. ‘Ja, het gaat goed. De hele dag helse pijn in mijn schouders en nek, maar verder? Prima!’
Door schade en schande heb ik geleerd te leven met het idee dat ik sneller overprikkeld raak dan de meeste mensen om me heen. Hoe dat komt weet ik niet, al herken ik mezelf in de omschrijving die Susan Marletta Hart geeft in haar boek Leven met hooggevoeligheid. “Hooggevoeligen merken veel details en subtiliteiten op, schrijft zij. Ze voelen stemmingen van anderen aan; hebben een rijke, innerlijke belevingswereld; dromen, fantaseren en overwegen veel; zijn zorgzaam en bewust; doen dingen graag in hun eigen tempo; worden door schoonheid en kunst diep beroerd; houden van stilte en rust.
Het prettige van zo’n omschrijving is dat je weet dat er meer mensen rondlopen zoals jij. Tegelijkertijd zou ik zo’n rijtje niet snel gebruiken om mezelf ten overstaan van anderen te typeren, want ook al verduidelijkt het veel, ik wil niet de suggestie wekken dat ik een ander iets afneem. Het wonderlijke is dat het soms wel zo lijkt te werken. Zo heb ik me ook jarenlang een spelbreker gevoeld als ik aangaf geen vlees te eten. Alsof je -alleen door zelf iets te weigeren- de ander beschuldigt er wél mee door te gaan. Het effect bij hooggevoeligheid laat zich raden. “Aha, dus jij bent hooggevoelig, en wat ben ik dan; laag?”
Liever dan te vertellen wat ik voelde, probeerde ik me aan te passen aan de norm. Dat ging zo onbewust en was tegelijkertijd zo met alles verweven, dat het lang geduurd heeft voordat ik daar -met terugwerkende kracht- zicht op kreeg. Wie te lang doorgaat met aanpassen aan anderen, raakt zichzelf vroeg of laat kwijt. Dat overkwam mij ook en dat uitte zich in pijn.
Kennelijk ging ik ervan uit dat je blessures – hoe pijnlijk ook – met harde hand terug in het gareel moest zien te dringen, maar dat realiseerde ik me pas toen ik op straat mijn yoga-juf tegen het lijf liep en we in gesprek raakten. Zij maakte, net als ik, een tijd door met fysieke beperkingen, maar in plaats van pijn te lijden bij de fysio, bezocht zij één keer per week een masseuse die haar hielp haar lichaam te ontspannen met warme, zachte doeken en etherische oliën. Mijn eerste gedachte was: ‘Mag dat dan ook?’
Ik moest lachen om de kinderlijkheid van mijn gedachte – alsof we samen een wedstrijdje deden en zij stiekem een sluiproute had genomen – maar was tegelijkertijd verrast door de strenge aanname die eronder zat. Vanaf dat moment ging ik mijn wekelijkse fysio-routine met andere ogen bekijken.
Meer lezen?